Sint zat te denken
In het Stadsarchief worden drie schriften met ‘Sint-Niklaas rijmpjes’ bewaard, geschreven in het keurige onderwijzershandschrift van Johannes de Koning (1876-1922). Het schoolhoofd van het Uitgebreid Lager Onderwijs aan de Burgwal schrijft jaarlijks zijn gedichten voor het heerlijk avondje op en noteert welke cadeaus daarbij horen.
Dit gedicht uit 1907 hoort bij een surprise: een papieren portemonnee met daarin een chocolademunt voor Anna, vermoedelijk een nichtje van Johannes. Zij krijgt vaker snoepgoed, blijkt uit het volgende gedicht:
"Rooken mogen meisjes niet,
Maak ons in ’t geheim dus op.
Zorg, dat Pa of Moe ’t niet ziet,
Anders krijg je op je k…p."
De chocoladesigaretten zijn al wat ondeugend, maar het woord ‘kop’ blijkbaar ook. Dat rookwaar geen onwaarschijnlijk cadeau is, blijkt wel uit het rijm voor Vader:
"‘k Stuur u daarom eens een kistje, piekfijn,
Opdat uw heele gezin blij zal zijn.
Moeder de vrouw heeft genot van den geur,
Mits ge ze niet in rook omzet buiten de deur.
Zoon nummer één en ook nummer twee,
Wel, met plezier dampt dat stel met u mee."
Moeder krijgt meer dan alleen het genot van sigarenrook in huis. Voor haar neemt Sint een gulden en een schortje mee:
"Ik meen wel, dat er in de kast,
Nog een plaatsje wezen zal.
Hang dit schort dus wis en vast,
Bij uw heele schortental."
Het Stadsarchief heeft de schriften gekregen van Antje Filbri (1893-1984). Ten tijde van deze Sinterklaasavonden is zij nog een leerlinge bij Johannes de Koning op school. Vanaf 1916 is zij zijn echtgenote. Aan het eind van haar leven sprokkelt zij de persoonlijke papieren van haar man bij elkaar en hoeft zij niet lang na te denken aan wie zij deze zou schenken.