Wie deze tekening uit 1795 heeft gemaakt, is niet bekend. De maker heeft met de tekening de meesterproef afgelegd bij de Sint-Lucasgilde.
Een gilde was een organisatie voor mensen met hetzelfde beroep. De Sint-Lucasgilde was er speciaal voor schilders, maar ook voor bijvoorbeeld glazenmakers, tapijtwerkers, borduurwerkers en de verkopers van boeken en schilderijen. Zo’n gilde stond garant voor goede kwaliteit en zorgde ervoor dat jongeren met talent het vak ook konden leren. Veel steden hadden een eigen Sint-Lucasgilde voor hun vakmensen, en zo ook Delft.
Om lid te zijn van de Sint-Lucasgilde van Delft moest je wonen in stad en ieder jaar geld betalen. Leerlingen kregen de titel ‘gezel’. Om daarna ‘meester’ te worden, moesten ze een meesterproef doen. Daarmee lieten ze zien dat ze het vak beheersten. Een schilder moest voor zijn meesterproef een stilleven maken met daarop een vijzel, een palet en een ossenkop. Waarom? Een vijzel en een palet had een schilder nodig om zijn verf mee te maken en op te mengen. En de os was het symbool van de bijbelfiguur Lucas, naar wie de Sint-Lucasgilde was genoemd.