Hier zie je een bladzijde uit een register. In het register staat wie er poortergeld betaalde. Iedereen die de stad in wilde, moest geld betalen. Dat heette poortergeld. Wat is opvallend? Op deze bladzijde staan drie Vlaamse namen: Guilliaem Verbaeck uit Ieper, Jan Cornelisz van Brugge, Leenert Jansz van Hasselt.
Tijdens de Opstand komen er veel vluchtelingen in Delft wonen. Spaanse en Nederlandse soldaten die meevechten in de oorlog, krijgen weinig betaald. Omdat ze wel moeten eten en drinken, plunderen ze huizen. Mensen die op het platteland wonen, lopen daarom gevaar en vertrekken naar de steden in de buurt. Delft heeft een stadsmuur die ze kan beschermen.
Tussen 1573 en 1575 wonen er veel vluchtelingen in de stad. De mensen kunnen tijdelijk wonen in oude kloosters en zelfs in de Nieuwe Kerk. Op een gegeven moment zijn er minder gevechten en is het platteland weer veilig. De vluchtelingen trekken de stad uit.
Tien jaar later komen er andere vluchtelingen naar Delft. In de Zuidelijke Nederlanden (België) zijn veel gevechten. Daarom vertrekken veel mensen uit Vlaanderen naar het noorden. Delft is streng met het binnen laten van vluchtelingen. Misschien omdat het bestuur bang is dat de nieuwe vluchtelingen veel geld zullen kosten? Maar dan blijkt in andere steden dat de vluchtelingen uit Vlaanderen erg goed zijn voor de economie. Dan opent Delft de deuren voor de vluchtelingen.
Toch is het te laat. In steden als Leiden, Haarlem en Amsterdam is bijna de helft van alle nieuwe mensen Vlaams. In Delft is dat ongeveer een derde. Daarom is het bijzonder dat er drie Vlamingen op deze bladzijde staan.
