Het is maar een klein velletje perkament en ook de inhoud lijkt weinig betekenend. Graaf Floris V beveelt het Delftse stadsbestuur op 13 april 1282 om jaarlijks twee toezichthouders aan te stellen voor het gasthuis. Maar voor de nog jonge stad is dit een mijlpaal.
Het gasthuis wordt voor het eerst vermeld in 1252, zes jaar nadat Delft stadsrecht heeft gekregen. De instelling blijkt dan bezit van het recent gestichte klooster Koningsveld, net ten zuiden van Delft. Dat betekent dat de proost (de kloosteroverste) en de nonnen van Koningsveld het gasthuis besturen. En wat meer is: zij bepalen hoe het vermogen wordt beheerd en waaraan het geld wordt uitgegeven.
Voor een stad in ontwikkeling is een gasthuis een cruciale voorziening. Passanten vinden er onderdak en zieken worden er verzorgd. Het geld daarvoor wordt bijeengebracht door Delftse burgers. Die willen natuurlijk dat het goed wordt besteed. Het stadsbestuur krijgt nu de bevoegdheid om hierop controle uit te oefenen, op gezag van graaf Floris V. Meer
Baas in eigen gasthuis – Stadsarchief Delft