Op deze bladzijde van een register kun je een paar namen lezen: Robbregt van der Zwaan, Jacob Okkenburgh, Simon van der Hoeven. Om hun werk als bakkers of slagers te kunnen doen, moesten zij een eed afleggen in Delft. Wie er tussen 1750 en 1806 allemaal een eed aflegde, werd bijgehouden in dit register.
Waarom al dat papierwerk? Op allerlei producten en diensten werd belasting geheven, bijvoorbeeld op het malen van koren en het verkopen van brood en vlees. De molenaar die het koren maalt, betaalt een bedrag om dat werk te kunnen doen, net als de bakker die met het graan brood maakt en verkoopt. Mensen die zulk werk willen doen, moeten een eed afleggen om te beloven dat ze de accijnzen (de belastingen) zullen betalen. Daarvoor komen ze naar Delft, want vanuit daar worden alle belastingzaken uit de regio geregeld. Uit Pijnacker, Maassluis, Den Hoorn en Berkel en Rodenrijs komen ambachtslieden naar Delft om hun naam in het register te laten zetten.
In het register kun je bijzondere dingen tegenkomen. In Pijnacker zijn bijvoorbeeld twee bakkers en maar liefst zestien slagers. Waarom er zoveel slagers waren, weten we eigenlijk nog niet.