De jongen Naî wordt omstreeks 1797 geboren in een klein bergdorpje op het eiland Flores, in wat nu Indonesië is. Zijn moeder is een slaafgemaakte. Daarom is Naî ook niet vrij. Als hij 4 of 5 jaar oud is wordt hij meegenomen door een slavenhandelaar. De jongen wordt op slavenmarkten aan andere eigenaren doorverkocht, in 1808 aan Jan Hendrik Bagelaar. Die neemt hem mee naar Delft, waar hij in huis komt bij Anna Susanna Bagelaar en Jacobus van der Chijs. Zij wonen op Breestraat 1.
Vanaf dat moment staat hij bekend als ‘Wange van Bali’, de naam die hij zelf ook gebruikt. Hij komt als slaafgemaakte naar Delft, maar wordt na een tijdje als lid van het gezin beschouwd. Hij gaat in Delft naar school en wordt hier in 1818 gedoopt. Daarna is hij een vrij man. Ernst Willem Bagelaar maakt voor die laatste gelegenheid een portret van Wange, een tekening die nu in het Rijksmuseum hangt.
Wange is om veel redenen bijzonder. Hij wordt vrij man in Delft, er is een portret van hem bekend en hij schrijft zijn levensverhaal op. Dat is uniek, want van bijna geen enkele slaafgemaakte kennen we het eigen verhaal. Hij schrijft bijvoorbeeld dat hij zijn broers ‘met bedroefde oogen’ nakijkt als hij van hen gescheiden wordt. Wange blijft in Delft wonen, hij sticht hier een gezin en overlijdt in 1869.
In Historisch Jaarboek Delfia Batavorum 2017 schreef een van zijn nazaten, Ron Siteur, een uitgebreid artikel over Wange.
