In mei 1940 is Kees Chardon een gewone rechtenstudent. Hij woont op kamers in Amsterdam en komt in de weekends naar zijn ouders aan de Spoorsingel in Delft. Als hij in december 1940 afstudeert, ziet zijn leven er compleet anders uit. Nederland is bezet, Kees woont weer bij zijn ouders en werkt als advocaat.
Tijdens zijn werk ontmoet Kees veel Joodse cliënten. Zij hebben vanaf mei 1940 te maken met anti-Joodse maatregelen. Kees schrikt van het onrecht en probeert hen zo goed mogelijk te helpen. Dat wordt al snel moeilijk. De nazibezetter pakt steeds meer rechten af. Als Joden zich moeten melden om afgevoerd te worden, proberen sommigen onder te duiken. Dat is dapper, gevaarlijk én moeilijk, want wie durft een Joods gezin onderdak te geven?
Kees is niet bang en weet veel mensen te overtuigen. Tijdens de oorlog helpt hij honderden Joden onderduiken. Heeft hij niet direct een adres, dan blijven ze een paar nachten aan de Spoorsingel. In januari 1944 wordt Kees daar opgepakt, samen met het Joodse meisje Betty Springer. De bezetter pakt hen allebei op. Betty wordt gedeporteerd naar concentratiekamp Auschwitz waar ze bij aankomst wordt vergast. Kees moet voor straf ook op transport. Hij sterft van ziekte en uitputting in concentratiekamp Wöbbelin.
Meer lezen over Kees Chardon?
Trudy van der Wees, Kees Chardon. Boegbeeld van het Delftse verzet (Zwolle 2025)
Meer lezen over een onderduikkind dat gered werd?
https://www.stadsarchiefdelft.nl/2021/04/20/onderduikkinderen